Sociale mediawijsheid: het belang van emotieregulatie en ouders
Onderzoek naar sociale media en de invloed ervan op het welzijn van jongeren levert wisselende resultaten op, maar toch blijft het idee bestaan dat sociale media schadelijk zijn voor het welzijn van adolescenten. Daarom wordt sociale mediawijsheid vooropgesteld als een veelbelovende oplossing voor de dominante rol van sociale mediaplatformen in het dagelijks leven van adolescenten. Dit doctoraatsproefschrift onderzoekt hoe sociale mediawijsheid invloed heeft op de effecten van sociale media en hoe adolescenten deze vaardigheid beter kunnen ontwikkelen.
Studie over
Academische literatuur
Adolescenten (13-18 jaar)
Onderzoeksmethode(n)
Literatuurstudie
Survey
Interviews
Medium/technologie
Sociale media
Soort publicatie
Doctoraat
Tags
Mediawijsheid
Sociale media
Positivity bias
Kerninzichten
Sociale mediawijsheid duidt aan hoe goed de socialemediagebruiker is in het minimaliseren van de risico's en maximaliseren van de kansen die sociale media bieden. Het SMILE-model maakt vijf assumpties over de effecten van sociale mediawijsheid. De empowermentassumpties benadrukken dat sociale mediawijsheid de negatieve effecten van sociale media kan minimaliseren en de positieve effecten ervan kan maximaliseren. De assumpties over het ontwikkelingsproces stellen dat jongeren sociale mediawijsheid kunnen leren door kritische gesprekken te voeren over sociale media met familieleden, leraars en leeftijdsgenoten.
Dit onderzoek toont aan dat sociale mediawijsheid een belangrijke rol kan spelen bij hoe tieners zich voelen wanneer ze sociale media gebruiken. Als tieners meer blootgesteld worden aan perfecte berichten van anderen, vergelijken ze zichzelf meer en kunnen ze jaloers of juist geïnspireerd raken. Maar tieners die hoger scoren op het affectieve component van sociale mediawijsheid ervaren geen sterkere gevoelens van jaloezie als ze zich maar dan anders gaan vergelijken met anderen op sociale media.
Adolescenten die meer dan anders kritisch zijn tegenover de positivity bias (d.w.z. het strategisch niet-authentieke content posten en veel moeite steken in het maken van sociale mediaposts), gingen verrassend genoeg net méér dan anders zelf dit soort gedrag vertonen. Een mogelijke verklaring is dat adolescenten opmerken dat leeftijdsgenoten veel positivity bias-gedragingen stellen, wat hen er meer kritisch voor maakt, maar tegelijk bevestigt dat veel leeftijdsgenoten dit doen waardoor ze druk ondervinden om zelf ook dergelijk gedrag te stellen.
Ouders kunnen op een informele manier bijdragen aan de ontwikkeling van sociale mediawijsheid op vlak van de positivity bias. Wanneer zij hierover spreken met hun kind(eren), leidt dit tot meer kritisch bewustzijn over het bestaan ervan en tot betere emotieregulatieskills in de context van de positivity bias op sociale media.
De onderzoeker concludeert dat het vooral belangrijk is om in te zetten op het affectieve component van sociale mediawijsheid en dus meer te focussen op emotieregulatieskills in de context van sociale media. Bovendien tonen de resultaten aan dat wanneer ouders hun kinderen actief bijleren over sociale media, dit leidt tot hogere scores op zowel de affectieve als cognitieve component van sociale mediawijsheid bij jongeren.
Schreurs, L. (2023). Sociale mediawijsheid bij adolescenten. Tijdschrift Voor Communicatiewetenschap, 51(1), 46–69. https://doi.org/10.5117/tcw2023.1.004.schr
Onderzoek in de kijker
Elke maand komen er in Vlaanderen gemiddeld 16 nieuwe papers en publicaties uit rond media en communicatie. We selecteren voor jou enkele markante publicaties.